(Dit verhaal is een vervolg op “Tipje van de sluier”)
Ze staat op de zolder en kijkt om zich heen. De sobere ruimte laat een mensenleven aan verzamelde spullen zien. Vrouwtje Jas laat zich met een zucht op de oude hutkoffer zakken. Ze hoeft de kist niet open te maken om te weten wat er in zit. Wollen dekens en gordijnen die half vergaan zijn. De haakjes zijn eruit gehaald en liggen in een sigarendoosje op de bodem van de kist.
Ze speelde er vaak mee. De gordijnen gooide ze over de waslijnen, met wasknijpers maakte ze de doeken aan elkaar vast. De kampeerspullen gebruikte ze om er een echt huisje van te maken, compleet met een klaptafeltje, opvouwbare visserskrukjes, een thermoskan, plastic bekers en luchtbedjes. Heel soms mocht ze op de zolder blijven slapen, samen met een vriendin. Ze denkt aan die ene keer, toen er een muisje over de deken liep. Ach…. herinneringen. Ze heeft er de afgelopen weken mee gevuld. Nu kan het nog. Maar morgen komt Jan.
Opgeruimd staat netjes
“Jan Leef van de Geef”, staat er op zijn bus. Jan is de eenvoudigste manier om het huis te ontruimen. Vrouwtje Jas hoeft niets te hebben. Ze was al aanhanger van de Spark Joyfilosofie toen Marie Kondo nog geboren moest worden. Toen heette dat nog “een opgeruimd hart woont in een opgeruimd huis”. In het huis van Vrouwtje Jas staan geen overbodige spullen. Ze verzamelt niets, ze hecht zich niet aan dingen. Vrouwtje Jas neemt dus niets mee uit het huis van haar overleden moeder. Nou ja, misschien die gegraveerde wijnglaasjes. En natuurlijk de herinneringen…
Ineens ziet ze ze hangen, aan de balk, rechts achter: schaatsen. Hele oude schaatsen. Leren schoenen met afneembare ijzers. Ze staat op, stapt over stapels oude tijdschriften, loopt langs het wiegje en pakt de schaatsen. Het leer brokkelt af. De ijzers zijn donkerbruin verroest. Vrouwtje Jas kijkt en glimlacht. De beelden in haar hoofd zwerven door de tijd. Ze ziet haar moeder met de thermoskan aan de kant van de vijver. Trots schaatst Vrouwtje Jas naar haar toe, de stoel voor zich uit duwend. Ze ziet haar moeder op de Bonkevaart, voor het eerst op noren. Lage noren van het merk Viking. Ze kijkt naar de schaatsen in haar hand. Schaatsen die ze niet kent. Haar gedachten gaan naar die vreemde ontmoeting, enkele weken geleden.
Ze kon zo mooi schaatsen
“Sy koe sa moai reedride”, hoorde ze de man achter de deur zeggen. Ze bezocht de man zonder te weten waarom. Hij deed de deur niet open, dus ze heeft hem niet gezien. De man zette het luikje op een kier en stuurde Vrouwtje Jas met een raadsel naar huis. Deze man, waarschijnlijk heet hij Dirk Keamstra, heeft haar moeder gekend toen ze jong was. Iets met een romance op het ijs. Een relatie die een winter duurde en daarna afgelopen was. Vrouwtje Jas had nog nooit van Dirk Keamstra gehoord, maar op haar sterfbed gaf haar moeder Dirks adres aan Vrouwtje Jas. Jammer dat ze niet meer kon zeggen waarom. Vrouwtje Jas hoopte dat Dirk haar dat kon vertellen en zocht hem op. Wat een ontgoocheling was dat bezoekje geweest. Ze kijkt nogmaals naar de schaatsen in haar hand. “Sy koe sa moai reedride…” Misschien was dat wel op deze schaatsen!
Acht dagen later, op een zonnige namiddag, rijdt Vrouwtje Jas langzaam de straat in. Dezelfde straat die ze een paar weken eerder snikkend uitreed. Ze parkeert en legt haar hoofd even op het stuur. Als ze genoeg moed verzameld heeft, stapt ze uit. De schaatsen hangt ze over haar schouder. Zo droeg haar moeder de schaatsen altijd, zo heeft Vrouwtje Jas het geleerd.
Terug, met lood in de schoenen.
De sombere tuin nodigt niet uit om het pad te betreden. Twijfelmoedig stapt ze naar de deur en belt aan. Ze hoort beweging achter de deur. Gestommel, geschuifel en gemompel: “Momentje alsjeblieft, ik ben niet zo snel.” Vrouwtje Jas stelt hem gerust en zegt dat ze alle tijd heeft. De deur gaat open. Daar staat hij dan: Dirk. Zijn mond valt open, een traan vult zijn ooghoek. “Ach kind, je bent terug gekomen. Wat maak je me daar blij mee!”
Vrouwtje Jas wijst op de schaatsen. Ze vertelt dat ze deze op zolder vond en zich afvroeg of dit de schaatsen zijn die…. Dirk onderbreekt haar en vraagt om even te wachten. Hij loopt naar binnen, de deur op een kier. De poes schiet schichtig naar buiten. Vrouwtje Jas hoort Dirk scharrelen. Het leer van de schaatsen maakt schilfers op haar jasje. Ze laat het maar zo. Een vogel fluit, ze zoekt hem met haar ogen. Ze ziet een verwilderde hazelaar die uit begint te lopen. Er zit voorjaar in de lucht.
De deur gaat weer open. De oude ogen van Dirk lijken te stralen. Vrouwtje Jas ziet dat hij zichzelf opgeknapt heeft. Het vertedert haar. Zojuist droeg hij pantoffels, nu schoenen. Het bovenste knoopje van zijn overhemd is dicht. Hij draagt zelfs een stropdas, zorgvuldig weggestoken in een donkerrood vest. De strepen van de kam staan nog in zijn dunne haar. “Kom je binnen?”, vraagt hij met een onzekere glimlach.
Vrouwtje Jas stapt over de drempel en geeft hem een hand. Hij doet een stap naar voren en slaat zijn armen stevig om haar heen. Een morsige schaats verbindt hun harten.
Leestips:
- In “Tipje van de sluier” kun je lezen wat vooraf ging aan dit verhaal
- In “Hoop doet leven” kun je het vervolg op dit verhaal lezen
Met plezier gelezen? Help de schrijver aan meer naamsbekendheid en deel het verhaal op social media. Dat gaat heel eenvoudig met de icoontjes hieronder.
Oef wat boeiend geschreven, kan niet wachten op het vervolg!
Niet te lang wachten hoor.. wil meer
Yvonne en Sandra: heel even geduld. Tot zondag….
Pingback: Een traan weggepinkt | Vrouwtje Jas
Pingback: Tipje van de sluier | Vrouwtje Jas
Pingback: Hoop doet leven | Vrouwtje Jas