Vrouwtje Jas is onderweg naar een vriendin als er water op haar voorruit valt. Van die dikke, plakkende druppels. Ze kijkt door het bladerdak van de bomen die de laan flankeren: dreigende zwarte onweerswolken. Het druppen gaat snel over in een stromende regen en Vrouwtje Jas zet haar autootje tussen twee bomen. Ze blokkeert daarmee een uitrit en de halve weg, maar dat moet dan maar even. Ze kan zich toch niet nat laten regenen…
Terwijl ze het cabrio-dak sluit, snelt er een zwarte Mercedes langs. Er zit een oudere man achter het stuur en ze verbaast zich erover dat hij nog open rijdt. Ze weet natuurlijk dat je veel minder last van de regen hebt als je heel snel rijdt. Maar toch? Haar gedachten gaan met haar op de loop als ze ziet dat de Mercedes naar rechts stuurt. Neemt hij de oprit naar die prachtige villa? Woont hij daar? Denkt hij “als ik maar hard genoeg rijd en mijn garagedeur alvast met de afstandsbediening open doe, dan lukt het mij om droog thuis te komen?”
Cabrio-verwantschap
Gedachten verhinderen de observatie. De man in de zwarte Mercedes doet precies hetzelfde als Vrouwtje Jas: hij zet zijn auto tussen twee bomen en sluit het dak. Er hangt niet alleen spanning in de lucht, er is ook spanning voelbaar onder de bomen. Alsof er Cabrio-zielsverwantschap bestaat. Als de kap gesloten is, rijdt Vrouwtje Jas langzaam verder, de ramen geopend. Terwijl ze de Mercedes passeert, haalt ze haar schouders op en maakt een gebaar met haar armen waarmee ze uit wil drukken dat dit nu eenmaal het lot is van de cabrio-rijder. De man heeft een soortgelijke gedachte. Hij laat zijn arm loom uit het raam zakken en bedankt haar in gebarentaal.
“Bedanken?”, denkt Vrouwtje Jas, “waarvoor dan? Het is toch logisch dat je je dak sluit als het begint te regenen?” De gedachten maken dat Vrouwtje Jas zich er nauwelijks bewust van is dat ze haar auto stil gezet heeft naast de Mercedes. Door het open raam zegt ze “jammer hè, dat we nu verkoeling bij de airco moeten zoeken in plaats van de wind door je haren?
Haren?
Terwijl ze dit zegt, kijkt ze de man aan. Hij is wat ouder dan zij en aantrekkelijk. Hij heeft priemende donkerbruine ogen en een guitige kop. Een kale kop. Vrouwtje Jas bloost en probeert een snelle uitvlucht te bedenken. Dat blijkt niet nodig. De man zegt: “mijn haren zijn al lang meegenomen door de wind. Maar ik ben wel nieuwsgierig naar de jouwe. Nu de kap dicht is, kun je die hoed wel afzetten.”
Achter Vrouwtje Jas staat een auto te wachten. Ze moet doorrijden, ze blokkeert de weg. Ze aarzelt. De auto achter haar stuurt er langs. Vrouwtje Jas kijkt nog even in de Mercedes. Haar hart gaat tekeer. Vanuit de zwarte cabrio kijken twee donkere ogen haar glimlachend aan. Ze lijken te zeggen “wat nu madame, gaat die hoed nog af?”
Spanning in de lucht
“Momentje!”, zegt Vrouwtje Jas door het geopende raam. Ze geeft gas en parkeert de auto voor de Mercedes. Vrouwtje Jas stapt uit, tergend langzaam en zet haar hoge hak in de modderige berm. De regen klettert op het glazen dak van haar cabrio. Vrouwtje Jas laat zich er niet door opjagen. Zo elegant mogelijk stapt ze uit, één hand op haar hoed. Ze loopt via de achterkant van haar auto naar het rechterportier van zijn auto. Vrouwtje Jas pakt de klink om het portier te openen. Op dat moment ziet ze een korte flits, meteen gevolgd door een harde klap en een angstaanjagend gegil. Ze voelt een harige streling over haar natte gezicht. Vrouwtje Jas gilt en is in één klap bij zinnen!
De kat zit angstig in een hoekje. Het bedlampje ligt op de grond, de stekker ernaast. Het stopcontact is zwart geblakerd. Opgelucht neemt Vrouwtje Jas de poes bij zich.
“Heb je nu wéér het lampje van het nachtkastje gegooid, stoute Poes?”
Pingback: Dagje uit - Vrouwtje Jas , een column over ongewone ontmoetingen
Pingback: Zonder geld - Vrouwtje Jas neemt een lifter mee die bevrijd is
Hihihi