Voor de kerk

Je bekijkt nu Voor de kerk

Het is stil op het Janskerkhof. Willibrord kijkt vanaf zijn paard hoe een oude man over het plein slentert met zijn hond. Een jongen en een meisje staan op de bus te wachten. Er komt een vrouw aangelopen. Het is Vrouwtje Jas. Ze is verbaasd als ze een mannenstem hoort: “dat durf je niet hè, mij aankijken”. Vrouwtje Jas kijkt om zich heen. Op de bank voor de kerk zit een ongeschoren man in smoezelige kleren. Er staat uitdaging in zijn ogen.

“Waarom zou ik dat niet durven?”
“Nou euh, omdat jij euh… u… euh zo netjes eruit ziet”
“En daarom zou ik u niet aan durven kijken?”
Vrouwtje Jas glimlacht en neemt plaats naast hem op de bank. Daar schrikt hij van. Hij gaat rechtop zitten en stopt iets onder zijn jasje. Op het andere bankje beginnen twee mannen onbedaarlijk te lachen. Ze roepen iets onverstaanbaars. Vrouwtje Jas vertelt hem haar naam. Hij vertelt haar zijn naam en mompelt dat hij dit niet verwacht had. Het lachen van de mannen is verstomd. Ze zijn opgestaan en dichterbij gekomen. Vrouwtje Jas legt haar hand op de bank en zegt “er is nog een plekje vrij hoor”. Ze blijven staan waar ze staan. Een gesprek komt niet op gang. Een stroom mensen wel. De kerkdeur staat open, het gebouw slokt de mensen op. Vrouwtje Jas staat op, bedankt de mannen voor hun gezelschap en gaat de kerk binnen. 

Als ze twee uur later naar buiten komt, zijn de mannen verdwenen.
Ieder is terug gekeerd naar zijn eigen leven.

Leestip: “Dorst? Komt door de nachthemden!

Dit bericht heeft één reactie

Reageren is niet mogelijk.