(wat voorafging aan dit verhaal kun je hier lezen, maar noodzakelijk is het niet)
Traag schaffelen ze over de paden in het park. Veel te traag, vindt Vrouwtje Jas. Ze heeft het koud. Gijsbert daarentegen laat zich niet opjagen. Zijn tweed zal wel een ambachtelijke Harris zijn. Terwijl de wandelstok iedere stap hoorbaar in de grond prikt, vervolgt hij zijn verhaal.
Conscriptie
Kort na de oorlog kreeg Gijsbert een oproep om zijn conscriptie te vervullen. Vrouwtje Jas heeft daar nog nooit van gehoord, dus hij moet het haar uitleggen. Waar het op neer komt, is dat Gijsbert opgeroepen werd voor militaire dienst. Heel normaal destijds. Maar voor Gijsbert heel vervelend. Gijsbert is trouw aan Jezus’ gebod om je vijanden lief te hebben. Dus Gijsbert ging niet.
Een tweede oproep volgde; Gijsbert gaf er geen gehoor aan. De derde oproep ging vergezeld van een aanbod voor vervangende dienstplicht. Gijsbert weigerde. Vervangende dienstplicht accepteren, zou de erkenning zijn van aardse gezaghebbers. Dat was tegen zijn principes. Gezag, het enige echte, huist niet in Den Haag.
Café
Vrouwtje Jas is blij dat ze bij het café zijn. Ze zou snel een klein rondje met de hond lopen en had alleen een vestje aangedaan en een sjaal omgeslagen. De herfst is guur. Gijsbert heeft nergens last van. Galant opent hij de cafédeur en laat haar voorgaan. De warmte straalt hen tegemoet. Lekker. Gijsbert vouwt zijn jas op en hangt hem zorgvuldig over de stoel naast hem. De hoed zet hij op de tafel, de wandelstok ertegenaan. Een tafereel uit de vorige eeuw.
Warme chocolademelk, dat gaat het worden! Doe maar met slagroom, even niet aan de lijn denken. Gijsbert bestelt zwarte koffie; hij moet rekening houden met zijn ouderdomsdiabetes.
Kazerne
Er kwam weer een officiële brief. Gijsbert moest zich melden in een dorpje in Noord-Holland waar hij nog nooit van had gehoord. Hij was niet van plan om te gaan. Hoe zijn vader ook op zijn oudste zoon inpraatte: hij kon hem niet op andere gedachten brengen. Vader voorzag grote problemen! Dit wilde hij voorkomen: hij leverde zijn zoon op de aangegeven dag persoonlijk af bij de poort van de kazerne. Hij zwaaide de jongen na en reed weg.
Daar stond Gijsbert. Niets bij zich en niet wetende wat hij hier kwam doen. Hij meldde zich bij de man aan de poort en werd zowaar bijna weg gestuurd.“Vervangende dienstplicht? Dat doen we hier niet”, kreeg Gijsbert te horen. Verbaasd haalde hij de brief uit zijn binnenzak. De poortwachter las de brief en zei “Oh zo, kom dan maar mee”.
Even wachten
Eenmaal binnen, keek Gijsbert zijn ogen uit. Niet omdat er zoveel te zien was, integendeel: hij had nog nooit zo’n kale, kille ruimte gezien. Hij mocht plaatsnemen op een houten bankje en even wachten. Twee uur later werd hij opgehaald door twee uniformen. Die namen hem mee naar een soort dokterskamertje. Hij moest zich uitkleden. Gijsbert had geen idee waar dit allemaal voor nodig was. Toen hij ernaar vroeg, werd hem toegebeten dat hij niet in de positie was om vragen te stellen. Uitkleden! Een beetje sneller graag. Dat deed hij dus maar.
Daar stond hij. Achttien jaar. Poedelnaakt. Twee kijkende mannen.
Nieuwe kleren
Uiteindelijk kreeg hij een te grote ribcord broek en een overhemd. De mannen namen hem mee naar een kamer. Er stond alleen een tafel en een stoel. Rondom ramen. Met zijn vreemde kleren zat hij in een kijkdoos. Hij kreeg soep en brood. Gijsbert begreep er nog steeds niets van, maar liet zich desondanks het eten smaken. Heel even schrok hij van een harde zoemer. Hij keek om zich heen. De uniformen verblikten niet; daaruit maakte hij op dat er niets bijzonders was. Gijsbert at rustig verder.
Even later kwam er een schijnbaar eindeloze rij mannen langs. Ze droegen allemaal dezelfde kleding: de bruine ribcord broek en het overhemd. Enkele van de mannen staken vriendelijk hun hand op. Gijsbert groette verbaasd terug. Maar de meeste mannen zagen hem niet. Toen de gang en het bord leeg waren, werd Gijsbert meegenomen. In zijn nieuwe verblijf werd hij hartelijk ontvangen door vijftien mannen. De mannen die naar hem gezwaaid hadden! Zij wezen hem zijn bed en zijn kast.
In deze cel zou Gijsbert bijna twee jaar doorbrengen.
Vrouwtje Jas luistert ademloos. Ze kent Gijsbert nu ongeveer een uur. Hun kennismaking begon met het opruimen van hondenpoep en de verzuchting: “Tijden veranderen. Vroeger, toen was alles anders. Niet altijd beter, maar ach vroeger…”
Het vervolg lees je in “Had ik dat geweten”
Met plezier gelezen? Help de schrijver aan meer naamsbekendheid en deel het verhaal op social media. Dat gaat heel eenvoudig met de icoontjes hieronder.
Aj, het verhaal wordt donkerder en donkerder.
Bezorgde groet,
Pingback: De jeugd van Scrooge | Vrouwtje Jas
Ja, nu wil ik de rest ook horen!
Ach Carla, even geduld. Vrouwtje Jas weet hoe het verhaal afloopt maar ze moet het nog verwerken. Want het zal je maar overkomen! Op je achttiende in de gevangenis belanden zonder dat je iets fout gedaan hebt….